- afmaken
- {{afmaken}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [een einde maken aan] terminer2 [doden] achever3 [vernietigend beoordelen] démolir♦voorbeelden:1 spijzen op smaak afmaken • assaisonner des platseen werkje afmaken • terminer un travailII 〈wederkerend werkwoord; zich afmaken〉♦voorbeelden:¶ zich van iets afmaken • se débarrasser de qc.hij maakt er zich met een grap van af • il s'en tire avec une pirouettezich snel van iets afmaken • expédier qc.
Deens-Russisch woordenboek. 2015.